Verkregen abnormale en goedgunstige voordelen tussen ondernemingen
Het arrest van het Hof van Cassatie van 10 maart 2016:
Op basis van artikel 207 WIB neemt de administratie het bedrag van het abnormaal of goedgunstig voordeel (de onterecht niet gevraagde interesten) weer op in de belastbare grondslag van vennootschap. Concreet wordt het ontvangen abnormaal of goedgunstig voordeel effectief onderworpen aan de vennootschapsbelasting, zelfs wanneer het resultaat van de vennootschap lager was dan het bedrag van het voordeel of zelfs deficitair / verlieslatend.
De draagwijdte van deze rechtspraak is zeer belangrijk in de praktijk.
Renteloze lening
Laten we aannemen dat een vennootschap (B) een renteloze lening toekent aan zijn Belgische dochter (A) van EUR 10.000. Volgens de interpretatie van artikel 207 WIB die het Hof van Cassatie vooropstelt, zal A onmiddellijk worden belast ten belope van een abnormaal of goedgunstig voordeel (een marktconforme fictieve interestvoet van 5% of EUR 500). Het maakt hierbij niet uit dat het abnormaal of goedgunstig voordeel niet is weerspiegeld in de boekhouding of dat A verlieslatend is. Uiteraard moet de renteloze lening in eerste instantie gekwalificeerd worden als een abnormaal of goedgunstig voordeel. Dat zal bijvoorbeeld niet het geval zijn indien deze financiële hulp het economisch overleven van A of het imago en prestige van de groep, enz. moet garanderen.
Conclusie
Wij raden dus aan vanaf heden steeds een marktconforme interest toe te kennen op de rekening-courant schuldvordering tussen verbonden ondernemingen wanneer het toekennen van een renteloze lening niet economisch onderbouwd kan worden.
Gelieve op te merken dat wanneer het gaat om interesten die de ene vennootschap uitbetaalt aan een andere vennootschap, bijvoorbeeld omwille van een rekening-courant verhouding of van een lening tussen beide vennootschappen, hierop geen roerende voorheffing dient te worden ingehouden.